Jef Hofmeister
Jef Hofmeister is medeoprichter en huiscomponist van het Volksoperahuis.
Nadat zijn ouders in 1956 uit hun tropische paradijs, de gordel van smaragd, waren verwijderd, zag in 1957 Jef Hofmeister het licht in een pension in Amsterdam. Er volgde een korte maar hevige ontworsteling van 18 jaar aan het religieuze regime van zijn vader, Jehova’s getuige, uitmondend in een tijd van kraken en bandjes.
Jef schreef en zong vrijwel meteen in zijn moerstaal: het Nederlands. Het eerste muzikale succes kwam pas toen hij zijn elektrische gitaar inruilde voor een accordeon en hij zichzelf de driekwarts maat aanleerde.
Onder invloed van bevriende theatermakers groeide het verlangen om meer te doen met zijn liedjes. Dit resulteerde in de eerste volksopera De Dood en de Zee. Al snel liet hij zijn bestaan als handelaar in roerende goederen voor wat het was, richtte met Kees Scholten het Volksoperahuis op en schreef sindsdien ieder jaar een nieuwe volksopera. Identiteit vormde daarbij altijd al een groot thema in zijn libretto’s en liedteksten, maar sinds de dood van zijn vader is de urgentie daarvan alleen maar groter geworden. Dit heeft ook voor een artistieke koerswijziging binnen het Volksoperahuis gezorgd. Het denken over zijn eigen Nederlands-Indische afkomst resulteerde in een reis langs onze ex-koloniën. Hierbij wordt gepoogd om samen met mensen van daar het gedeelde verleden, de onvoltooid verleden tijd, te ontrafelen.